Iedereen is enthousiast over Middlemarch van George Eliot. Er worden diverse passages voorgelezen. Het is echt een boek om meerdere keren te lezen. Het volgende boek wordt van de Hongaarse Laszlo Krashnahorkai, Baron Wenckheim keert terug. De schrijver heeft afgelopen week de Nobelprijs voor de literatuur gekregen.

De boeken die verder ter tafel kwamen: Guzel Jachina De trein naar Samarkand, Erwin Mortier Godenslaap, Lea Ipy Onwaardig, Samuel Bjork De laatste ochtend, Ian McEwan Wat we kunnen weten, Marita Matthijsen Een vrije geest, het uitzonderlijke leven van Betje Wolf (kreeg ik ook erg veel zin in) Zigmunds Skujins Het bed met de gouden poot (Letse geschiedenis, kandidaat voor volgende boekenclub), Valerie Perrin Vers water voor de bloemen, Bas Heijne Voor de democratie, vrijheid is het zekere bezit voor hen die de moed hebben haar te verdedigen, en Tony Judt De vergeten twintigste eeuw, nieuwe wereldgeschiedenis.

Letland, midden negentiende eeuw. Noass Vējagals verlaat de boerderij van zijn ouders en zeilt de wereld over. Zijn broer Augusts blijft als echte landrot aan wal en stort zich op de boerderij. Noass vergaart op zijn reizen roem en rijkdom en bouwt in de kustplaats Zunte een groot stadshuis. Intussen ontwikkelt zijn dochter Leontīne zich tot een rebelse schoonheid. In de stad verspreidt zich het gerucht dat Noass zijn rijkdommen verstopt heeft in een poot van zijn bed en Leontīne raakt in de ban van de zoektocht naar haar vaders goud. Liefde, oorlogen en revoluties brengen de familieleden naar alle uithoeken van de wereld. In een meeslepende stijl, vol humor en mededogen, beschrijft Zigmunds Skujiņš de lotgevallen van vijf generaties Vējagals, die parallel lopen aan de belangrijkste gebeurtenissen van de bewogen geschiedenis van Letland van de afgelopen 150 jaar.

Betje Wolff (1738-1804) is tegenwoordig vooral nog bekend als helft van het schrijversduo dat zij jarenlang met Aagje Deken vormde. Maar voordat zij Deken leerde kennen, had Wolff al naam gemaakt als schrijfster. Met haar scherpe pen riep zij felle controverses op. In deze prachtige, aangrijpende nieuwe biografie laat Marita Mathijsen zien hoe vooruitstrevend Betje Wolff was, als schrijfster, maar ook als eigenzinnige vrouw die het opnam tegen de heersende, conservatieve moraal. Wolffs leven, zo laat Mathijsen zien, was ongekend opwindend en haar schrijverschap is meesterlijk. Geen vrouw wist ooit zo spottend over het orthodoxe geloof te schrijven. Ze nam ferm stelling tegen de onderdrukking van vrouwen, tegen de slavernij, tegen dierenmishandeling, vóór het natuurlijke, vóór democratisch bestuur. Dat maakt haar uniek, niet alleen toen, maar ook nu nog. Als dichter en romanschrijver wist zij, deels samen met Deken, bovendien de Nederlandse literatuur te vernieuwen. In de tussentijd werd zij geplaagd door ziektes, persoonlijke aanvallen en politieke omwentelingen – op haar vijftigste moest ze met Aagje naar Frankrijk vluchten. Mathijsen heeft dat alles prachtig vervlochten tot een fascinerende en uiterst leesbare biografie van misschien wel de eerste feministe van Nederland.